Achter het woord ‘balans’ gaat veel schuil, volgens een sportpsycholoog. ‘Het gaat om het evenwicht tussen de sporter en de mens, tussen fysiek en mentaal, tussen presteren en rust.’ 

Als ‘doorlever na kanker’ herken ik me hierin. Ik voel me al jaren topsporter. Naast het fysieke aspect van leven met een ongeneeslijke ziekte, vergt de mentale acrobatiek dagelijkse training in uithoudingsvermogen, omgaan met tegenslag, focus, luisteren naar mijnlichaam, omgaan met angst en rust nemen. Kiki Bertens vraag zich terecht af: wat wil ík? Ook wij kankertopsporters moeten onvoorstelbaar trouw zijn aan onszelf, luisteren naar ons lichaam en naar onze innerlijke stem. Je moet ‘mentaal vrij zijn’, zegt een oud-voetballer. Zeker! Want ‘als je mentaal onvoorbereid bent, eist dat fysiek zijn tol’, aldus een oud-honkbalster.

Over die fysieke tol doe ik geen uitspraken; ik ben geen arts, geen mens en geen kanker is hetzelfde. Maar dat je door aandacht voor je mentale balans wél beter kunt omgaan met dat wat je overkomt, daar geloof ik wel in. Veel topsporters komen tot een opmerkelijk voor de hand liggend inzicht: probeer alleen dat te veranderen waar je invloed op hebt. Eureka! Klinkt bekend in de oren…

Een boek over de mentale balans van ongeneeslijk zieken zou vandaag, op Wereldkankerdag, als titel verdienen: De balans van geheime kampioenen.